Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verslijten (Nederlands) in het Zweeds
verslijten:
-
verslijten (slijten)
Conjugations for verslijten:
o.t.t.
- verslijt
- verslijt
- verslijt
- verslijten
- verslijten
- verslijten
o.v.t.
- versleet
- versleet
- versleet
- versleten
- versleten
- versleten
v.t.t.
- heb versleten
- hebt versleten
- heeft versleten
- hebben versleten
- hebben versleten
- hebben versleten
v.v.t.
- had versleten
- had versleten
- had versleten
- hadden versleten
- hadden versleten
- hadden versleten
o.t.t.t.
- zal verslijten
- zult verslijten
- zal verslijten
- zullen verslijten
- zullen verslijten
- zullen verslijten
o.v.t.t.
- zou verslijten
- zou verslijten
- zou verslijten
- zouden verslijten
- zouden verslijten
- zouden verslijten
diversen
- verslijt!
- verslijt!
- versleten
- verslijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verslijten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utmattande | slijten; verslijten | |
utsliten | slijten; verslijten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nötas ut | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
utnötas | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
utslitas | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utsliten | aan lager wal; afgedragen; afgeleefd; afgesloofd; afgetrapt; bekaf; doorgesleten; oud; verlopen; versleten; vervallen |