Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verrassen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verrassen (Nederlands) in het Zweeds

verrassen:

verrassen werkwoord (verras, verrast, verraste, verrasten, verrast)

  1. verrassen (iets onverwachts doen)
    överraska
    • överraska werkwoord (överraskar, överraskade, överraskat)

Conjugations for verrassen:

o.t.t.
  1. verras
  2. verrast
  3. verrast
  4. verrassen
  5. verrassen
  6. verrassen
o.v.t.
  1. verraste
  2. verraste
  3. verraste
  4. verrasten
  5. verrasten
  6. verrasten
v.t.t.
  1. heb verrast
  2. hebt verrast
  3. heeft verrast
  4. hebben verrast
  5. hebben verrast
  6. hebben verrast
v.v.t.
  1. had verrast
  2. had verrast
  3. had verrast
  4. hadden verrast
  5. hadden verrast
  6. hadden verrast
o.t.t.t.
  1. zal verrassen
  2. zult verrassen
  3. zal verrassen
  4. zullen verrassen
  5. zullen verrassen
  6. zullen verrassen
o.v.t.t.
  1. zou verrassen
  2. zou verrassen
  3. zou verrassen
  4. zouden verrassen
  5. zouden verrassen
  6. zouden verrassen
diversen
  1. verras!
  2. verrast!
  3. verrast
  4. verrassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verrassen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överraska iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; verrassen bevreemden; ontstellen; verbazen; verbijsteren; verontrusten; verwonderen

Wiktionary: verrassen


Cross Translation:
FromToVia
verrassen överraska surprise — cause (someone) to feel surprise
verrassen överraska surprise — do something to (a person) that they are not expecting, as a surprise