Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vermoeien (Nederlands) in het Zweeds
vermoeien:
-
vermoeien (moe worden)
-
vermoeien (moe maken; uitputten; slopen; afmatten)
Conjugations for vermoeien:
o.t.t.
- vermoei
- vermoeit
- vermoeit
- vermoeien
- vermoeien
- vermoeien
o.v.t.
- vermoeide
- vermoeide
- vermoeide
- vermoeiden
- vermoeiden
- vermoeiden
v.t.t.
- heb vermoeid
- hebt vermoeid
- heeft vermoeid
- hebben vermoeid
- hebben vermoeid
- hebben vermoeid
v.v.t.
- had vermoeid
- had vermoeid
- had vermoeid
- hadden vermoeid
- hadden vermoeid
- hadden vermoeid
o.t.t.t.
- zal vermoeien
- zult vermoeien
- zal vermoeien
- zullen vermoeien
- zullen vermoeien
- zullen vermoeien
o.v.t.t.
- zou vermoeien
- zou vermoeien
- zou vermoeien
- zouden vermoeien
- zouden vermoeien
- zouden vermoeien
diversen
- vermoei!
- vermoeit!
- vermoeid
- vermoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vermoeien:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slita ut | slijting; vlasoogst | |
utslitande | afmatten; uitputten; vermoeien | |
uttröttande | afmatten; uitputten; vermoeien | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nöta ut | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | afslijten; afslijten door erop te zitten; afzitten |
slita ut | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | afslijten door erop te zitten; afzitten; rafelen |
trötta | afmatten; moe maken; moe worden; slopen; uitputten; vermoeien | vermoeid raken |
utmatta | moe worden; vermoeien | wegslijten |