Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verlaten (Nederlands) in het Zweeds
verlaten:
-
verlaten (heengaan; vertrekken)
-
verlaten (afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen)
-
verlaten (in de steek laten)
Conjugations for verlaten:
o.t.t.
- verlaat
- verlaat
- verlaat
- verlaten
- verlaten
- verlaten
o.v.t.
- verliet
- verliet
- verliet
- verlieten
- verlieten
- verlieten
v.t.t.
- heb verlaten
- hebt verlaten
- heeft verlaten
- hebben verlaten
- hebben verlaten
- hebben verlaten
v.v.t.
- had verlaten
- had verlaten
- had verlaten
- hadden verlaten
- hadden verlaten
- hadden verlaten
o.t.t.t.
- zal verlaten
- zult verlaten
- zal verlaten
- zullen verlaten
- zullen verlaten
- zullen verlaten
o.v.t.t.
- zou verlaten
- zou verlaten
- zou verlaten
- zouden verlaten
- zouden verlaten
- zouden verlaten
diversen
- verlaat!
- verlaat!
- verlaten
- verlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verlaten (desolaat; eenzaam; afgezonderd)
-
het verlaten
Vertaal Matrix voor verlaten:
Verwante woorden van "verlaten":
Verwante definities voor "verlaten":
Wiktionary: verlaten
verlaten
Cross Translation:
verb
-
weggaan
- verlaten → lämna
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlaten | → övergiven | ↔ abandoned — forsaken, deserted |
• verlaten | → lämna; från; avlägsna | ↔ depart — to go away from |
• verlaten | → lämna | ↔ leave — To depart from, end one's connection or affiliation with |
• verlaten | → lämna | ↔ quit — to leave |
• verlaten | → rekommendera sig | ↔ empfehlen — (reflexiv) geh.|: zum Abschied zunächst einige Worte (förmlich) an jemanden richten um sich anschließend von diesem zu entfernen, fortzugehen |
• verlaten | → överge | ↔ verlassen — einen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen |
• verlaten | → lämna; överge | ↔ abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à. |
• verlaten | → lämna | ↔ délaisser — Abandonner |
• verlaten | → avleverera; leverera; lämna | ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens |
• verlaten | → lämna | ↔ quitter — laisser quelqu’un quelque part, se séparer de lui. |
• verlaten | → ensam | ↔ seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres. |