Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verkwanselen (Nederlands) in het Zweeds
verkwanselen:
-
verkwanselen (verbrassen; verspillen; verkwisten; verkopen; verboemelen)
Conjugations for verkwanselen:
o.t.t.
- verkwansel
- verkwanselt
- verkwanselt
- verkwanselen
- verkwanselen
- verkwanselen
o.v.t.
- verkwanselde
- verkwanselde
- verkwanselde
- verkwanselden
- verkwanselden
- verkwanselden
v.t.t.
- heb verkwanseld
- hebt verkwanseld
- heeft verkwanseld
- hebben verkwanseld
- hebben verkwanseld
- hebben verkwanseld
v.v.t.
- had verkwanseld
- had verkwanseld
- had verkwanseld
- hadden verkwanseld
- hadden verkwanseld
- hadden verkwanseld
o.t.t.t.
- zal verkwanselen
- zult verkwanselen
- zal verkwanselen
- zullen verkwanselen
- zullen verkwanselen
- zullen verkwanselen
o.v.t.t.
- zou verkwanselen
- zou verkwanselen
- zou verkwanselen
- zouden verkwanselen
- zouden verkwanselen
- zouden verkwanselen
diversen
- verkwansel!
- verkwanselt!
- verkwanseld
- verkwanselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verkwanselen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slösa | verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen | verdoen; verspillen |
öda | verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen |
Wiktionary: verkwanselen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkwanselen | → slösa | ↔ squander — to waste |