Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vereiste:
  2. vereisen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vereiste (Nederlands) in het Zweeds

vereiste:

vereiste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vereiste (must)
    måste; krav
    • måste zelfstandig naamwoord
    • krav [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. de vereiste (voorwaarde; conditie; eis)
    villkor; antagande

Vertaal Matrix voor vereiste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antagande conditie; eis; vereiste; voorwaarde onderstelling; poneren; stellen; toe-eigening; veronderstelling; voorgevoel
krav must; vereiste aanspraak maken op; aanspraken; benodigdheid; claim; materiaal; opvragen; opvraging; pretentie
måste must; vereiste aandrang; drang; moeten
villkor conditie; eis; vereiste; voorwaarde beding; bepaling; beperking; besnaring; conditie; condities; criterium; eis; kriterium; voorwaarde; voorwaarden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
måste believen; moeten; willen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
måste cruciaal; elementair; essentieel; noodzakelijk; per se; vereist

Wiktionary: vereiste


Cross Translation:
FromToVia
vereiste krav requirement — necessity

vereiste vorm van vereisen:

vereisen werkwoord (vereis, vereist, vereiste, vereisten, vereist)

  1. vereisen (vergen; verlangen; eisen)
    kräva; fordra
    • kräva werkwoord (kräver, krävde, krävt)
    • fordra werkwoord (fordrar, fordrade, fordrat)

Conjugations for vereisen:

o.t.t.
  1. vereis
  2. vereist
  3. vereist
  4. vereisen
  5. vereisen
  6. vereisen
o.v.t.
  1. vereiste
  2. vereiste
  3. vereiste
  4. vereisten
  5. vereisten
  6. vereisten
v.t.t.
  1. heb vereist
  2. hebt vereist
  3. heeft vereist
  4. hebben vereist
  5. hebben vereist
  6. hebben vereist
v.v.t.
  1. had vereist
  2. had vereist
  3. had vereist
  4. hadden vereist
  5. hadden vereist
  6. hadden vereist
o.t.t.t.
  1. zal vereisen
  2. zult vereisen
  3. zal vereisen
  4. zullen vereisen
  5. zullen vereisen
  6. zullen vereisen
o.v.t.t.
  1. zou vereisen
  2. zou vereisen
  3. zou vereisen
  4. zouden vereisen
  5. zouden vereisen
  6. zouden vereisen
en verder
  1. ben vereist
  2. bent vereist
  3. is vereist
  4. zijn vereist
  5. zijn vereist
  6. zijn vereist
diversen
  1. vereis!
  2. vereist!
  3. vereist
  4. vereisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vereisen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fordra eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; verzoeken; vorderen; vragen
kräva eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen

Wiktionary: vereisen

vereisen
verb
  1. nodig hebben

Cross Translation:
FromToVia
vereisen behöva need — to have an absolute requirement for
vereisen ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.

Verwante vertalingen van vereiste