Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vereffend (Nederlands) in het Zweeds
vereffend:
-
vereffend (genivelleerd)
Vertaal Matrix voor vereffend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nivellerad | genivelleerd; vereffend | |
utslätad | genivelleerd; vereffend |
vereffenen:
-
vereffenen (verrekenen)
-
vereffenen (voldoen; betalen)
-
vereffenen (effenen; egaliseren)
-
vereffenen (afbetalen; verrekenen; afrekenen)
Conjugations for vereffenen:
o.t.t.
- vereffen
- vereffent
- vereffent
- vereffenen
- vereffenen
- vereffenen
o.v.t.
- vereffende
- vereffende
- vereffende
- vereffenden
- vereffenden
- vereffenden
v.t.t.
- heb vereffend
- hebt vereffend
- heeft vereffend
- hebben vereffend
- hebben vereffend
- hebben vereffend
v.v.t.
- had vereffend
- had vereffend
- had vereffend
- hadden vereffend
- hadden vereffend
- hadden vereffend
o.t.t.t.
- zal vereffenen
- zult vereffenen
- zal vereffenen
- zullen vereffenen
- zullen vereffenen
- zullen vereffenen
o.v.t.t.
- zou vereffenen
- zou vereffenen
- zou vereffenen
- zouden vereffenen
- zouden vereffenen
- zouden vereffenen
diversen
- vereffen!
- vereffent!
- vereffend
- vereffenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vereffenen (afrekenen)
Vertaal Matrix voor vereffenen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jämna ut | equatie; gelijkmaken; gelijkmaking; nivelleren; vereffening | |
uppgörelse | afrekenen; vereffenen | afrekenen; afrekening; akkoord; beslechting; bijlegging; genoegdoening; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avbetala | afbetalen; afrekenen; vereffenen; verrekenen | afrekenen; betalen; dokken |
betala av | afbetalen; afrekenen; vereffenen; verrekenen | |
göra upp | betalen; effenen; egaliseren; vereffenen; verrekenen; voldoen | |
jämna ut | vereffenen; verrekenen | |
klara upp | betalen; effenen; egaliseren; vereffenen; voldoen | ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen |
slå sig ner | effenen; egaliseren; vereffenen | bezinken; genoegdoen; gesetteld zijn; koloniseren; settelen; vestigen |
stadga sig | effenen; egaliseren; vereffenen |
Wiktionary: vereffenen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vereffenen | → befria; betala; infria; frikänna | ↔ acquitter — rendre quitte, libérer des dettes. Il se dit en parlant des personne et des choses. |
• vereffenen | → inreda | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |