Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verbouwen (Nederlands) in het Zweeds
verbouwen:
-
verbouwen (vertimmeren)
-
verbouwen (telen; kweken; fokken; voortbrengen; genereren; procreëren; planten; aankweken; aanplanten; opkweken)
Conjugations for verbouwen:
o.t.t.
- verbouw
- verbouwt
- verbouwt
- verbouwen
- verbouwen
- verbouwen
o.v.t.
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwde
- verbouwden
- verbouwden
- verbouwden
v.t.t.
- heb verbouwd
- hebt verbouwd
- heeft verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
- hebben verbouwd
v.v.t.
- had verbouwd
- had verbouwd
- had verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
- hadden verbouwd
o.t.t.t.
- zal verbouwen
- zult verbouwen
- zal verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
- zullen verbouwen
o.v.t.t.
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zou verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
- zouden verbouwen
diversen
- verbouw!
- verbouwt!
- verbouwd
- verbouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verbouwen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ombyggnad | verbouwing; vertimmering | |
uppfödning | kweken; telen; verbouwen | veeteelt |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
föda upp | aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen | aankaarten; aansnijden; fokken; kweken; omhooghalen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; ter sprake brengen |
odla | aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen | aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; groeien; groot worden; ontginnen; ontwikkelen; opgroeien; poten; voor landbouw klaar maken |
ombyggnad | verbouwen; vertimmeren |
Wiktionary: verbouwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verbouwen | → avla | ↔ cultiver — travailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions. |