Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor velden (Nederlands) in het Zweeds
velden:
-
de velden (bebouwde akkers; landerijen)
Vertaal Matrix voor velden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gärden | bebouwde akkers; landerijen; velden | |
åkrar | bebouwde akkers; landerijen; velden | landouwen |
vellen:
-
vellen (bomen kappen; kappen; hakken; omhakken; houwen)
Conjugations for vellen:
o.t.t.
- vel
- velt
- velt
- vellen
- vellen
- vellen
o.v.t.
- velde
- velde
- velde
- velden
- velden
- velden
v.t.t.
- heb geveld
- hebt geveld
- heeft geveld
- hebben geveld
- hebben geveld
- hebben geveld
v.v.t.
- had geveld
- had geveld
- had geveld
- hadden geveld
- hadden geveld
- hadden geveld
o.t.t.t.
- zal vellen
- zult vellen
- zal vellen
- zullen vellen
- zullen vellen
- zullen vellen
o.v.t.t.
- zou vellen
- zou vellen
- zou vellen
- zouden vellen
- zouden vellen
- zouden vellen
diversen
- vel!
- velt!
- geveld
- vellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de vellen (dierenhuiden; huiden)
Vertaal Matrix voor vellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hacka ned | kappen; omhakken; vellen | |
hudar | dierenhuiden; huiden; vellen | afgestroopte vellen; schillen |
skinn | dierenhuiden; huiden; vellen | afzetting met bont; hachje; huid; schillen; vel |
såga ned | omzagen; vellen | |
vinsäckar | dierenhuiden; huiden; vellen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fälla träd | bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen | |
hacka ned | bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen |
Verwante woorden van "vellen":
Wiktionary: vellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vellen | → fälla | ↔ fell — to make something fall |
• vellen | → förnedra; förödmjuka | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• vellen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• vellen | → sänka; slå ned; fälla; stämma ned; göra lägre; sjunka; falla; avtaga; böja sig | ↔ baisser — À trier |