Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vat (Nederlands) in het Zweeds

vat:

vat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vat (barrel; ton; fust; )
    hink; fat
    • hink [-en] zelfstandig naamwoord
    • fat [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fat bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bassin; bekken; theeschoteltje; waterbekken
hink bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat schepemmers

Verwante woorden van "vat":


Verwante definities voor "vat":

  1. ding waar je iets in kunt doen1
    • geef je het zoutvaatje even door?1
  2. ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren1
    • deze zuurkool komt uit het vat1

Wiktionary: vat

vat
noun
  1. ronde ton waar allerhande vloeistoffen in opgeslagen worden

Cross Translation:
FromToVia
vat tunna barrel — round vessel made from staves bound with a hoop
vat tank; dyktub tank — closed container
vat behållare vessel — container
vat skål; stop; ; urna; kista; lår; färja bac — Traductions à trier suivant le sens
vat skål; stop; ; urna; kar baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
vat vas; kanna potvase de terre ou de métal servant à divers usages.
vat fat; ; tunna tonneau — Grand récipient de bois, de forme à peu près cylindrique, mais renfler dans son milieu, à fonds plats, qui est fait de planches ou douves arquer, maintenues par des cercles de fer, et qui sert à contenir des liquides ou certaines autres [[marchandi
vat kärl vaisseau — (vieilli) vase, ustensile, de toute matière, destiner à contenir des liquides.

vat vorm van vatten:

vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)

  1. vatten (gevangennemen; aanhouden; arresteren; )
    tillfångata
    • tillfångata werkwoord (tillfångatar, tillfångatade, tillfångatat)
  2. vatten (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; klauwen)
    gripa; fånga; ta fast
    • gripa werkwoord (griper, grep, gripit)
    • fånga werkwoord (fångar, fångade, fångat)
    • ta fast werkwoord (tar fast, tog fast, tagit fast)
  3. vatten (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    ta tag i; gripa tag i; fatta tag i
    • ta tag i werkwoord (tar tag i, tog tag i, tagit tag i)
    • gripa tag i werkwoord (griper tag i, grep tag i, gripit tag i)
    • fatta tag i werkwoord (fattar tag i, fattade tag i, fattat tag i)

Conjugations for vatten:

o.t.t.
  1. vat
  2. vat
  3. vat
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
o.v.t.
  1. vatte
  2. vatte
  3. vatte
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
v.t.t.
  1. heb gevat
  2. hebt gevat
  3. heeft gevat
  4. hebben gevat
  5. hebben gevat
  6. hebben gevat
v.v.t.
  1. had gevat
  2. had gevat
  3. had gevat
  4. hadden gevat
  5. hadden gevat
  6. hadden gevat
o.t.t.t.
  1. zal vatten
  2. zult vatten
  3. zal vatten
  4. zullen vatten
  5. zullen vatten
  6. zullen vatten
o.v.t.t.
  1. zou vatten
  2. zou vatten
  3. zou vatten
  4. zouden vatten
  5. zouden vatten
  6. zouden vatten
en verder
  1. ben gevat
  2. bent gevat
  3. is gevat
  4. zijn gevat
  5. zijn gevat
  6. zijn gevat
diversen
  1. vat!
  2. vat!
  3. gevat
  4. vattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vatten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vatten (begrijpen; snappen)
    förstående

Vertaal Matrix voor vatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förstående begrijpen; snappen; vatten begrijpen; inzicht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fatta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
fånga grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; wat neervalt opvangen
gripa grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; oppakken; te pakken krijgen; vangen; verkrijgen
gripa tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
ta fast grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
ta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
tillfångata aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
- begrijpen; snappen; verstaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förstående begrepen; erkend; gerenommeerd; vol begrip

Verwante woorden van "vatten":


Synoniemen voor "vatten":


Verwante definities voor "vatten":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik kan jou niet vatten1
  2. vastpakken1
    • ik vatte hem in zijn kraag1

Wiktionary: vatten


Cross Translation:
FromToVia
vatten greppa; förstå apprehend — to understand; to recognize
vatten fånga arrest — to seize attention of
vatten gripa arrest — to take into legal custody
vatten gripa tag i; fatta tag i; haka tag i; fastna i erfassen — (transitiv) ergreifen, mitreißen
vatten fånga capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.

Verwante vertalingen van vat