Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vasttreden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vasttreden (Nederlands) in het Zweeds

vasttreden:

vasttreden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vasttreden
    trampa ner; tråda ner

vasttreden werkwoord (treed vast, treedt vast, trad vast, traden vast, vastgetreden)

  1. vasttreden
    kliva fast
    • kliva fast werkwoord (kliver fast, klev fast, klivit fast)

Conjugations for vasttreden:

o.t.t.
  1. treed vast
  2. treedt vast
  3. treedt vast
  4. treden vast
  5. treden vast
  6. treden vast
o.v.t.
  1. trad vast
  2. trad vast
  3. trad vast
  4. traden vast
  5. traden vast
  6. traden vast
v.t.t.
  1. ben vastgetreden
  2. bent vastgetreden
  3. is vastgetreden
  4. zijn vastgetreden
  5. zijn vastgetreden
  6. zijn vastgetreden
v.v.t.
  1. was vastgetreden
  2. was vastgetreden
  3. was vastgetreden
  4. waren vastgetreden
  5. waren vastgetreden
  6. waren vastgetreden
o.t.t.t.
  1. zal vasttreden
  2. zult vasttreden
  3. zal vasttreden
  4. zullen vasttreden
  5. zullen vasttreden
  6. zullen vasttreden
o.v.t.t.
  1. zou vasttreden
  2. zou vasttreden
  3. zou vasttreden
  4. zouden vasttreden
  5. zouden vasttreden
  6. zouden vasttreden
diversen
  1. treed vast!
  2. treedt vast!
  3. vastgetreden
  4. vasttredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vasttreden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trampa ner vasttreden
tråda ner vasttreden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kliva fast vasttreden
trampa ner platlopen