Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vaststaand (Nederlands) in het Zweeds
vaststaand:
-
vaststaand (onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; pertinent; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale)
förbehållslöst; villkorslöst; förbehållslös; villkorslös; ovillkorligt-
förbehållslöst bijvoeglijk naamwoord
-
villkorslöst bijvoeglijk naamwoord
-
förbehållslös bijvoeglijk naamwoord
-
villkorslös bijvoeglijk naamwoord
-
ovillkorligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
vaststaand (definitief; vastgesteld; permanent)
slutgiltigt; definitiv; definitivt; permanent-
slutgiltigt bijvoeglijk naamwoord
-
definitiv bijvoeglijk naamwoord
-
definitivt bijvoeglijk naamwoord
-
permanent bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vaststaand:
Wiktionary: vaststaand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vaststaand | → ofarlig; säker; trygg; pålitlig; tillförlitlig; given | ↔ sûr — dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai. |
vaststaan:
-
vaststaan
Conjugations for vaststaan:
o.t.t.
- sta vast
- staat vast
- staat vast
- staat vast
- staat vast
- staat vast
o.v.t.
- stond vast
- stond vast
- stond vast
- stonden vast
- stonden vast
- stonden vast
v.t.t.
- heb vast gestaan
- hebt vast gestaan
- heeft vast gestaan
- hebben vast gestaan
- hebben vast gestaan
- hebben vast gestaan
v.v.t.
- had vast gestaan
- had vast gestaan
- had vast gestaan
- hadden vast gestaan
- hadden vast gestaan
- hadden vast gestaan
o.t.t.t.
- zal vaststaan
- zult vaststaan
- zal vaststaan
- zullen vaststaan
- zullen vaststaan
- zullen vaststaan
o.v.t.t.
- zou vaststaan
- zou vaststaan
- zou vaststaan
- zouden vaststaan
- zouden vaststaan
- zouden vaststaan
en verder
- ben vast gestaan
- bent vast gestaan
- is vast gestaan
- zijn vast gestaan
- zijn vast gestaan
- zijn vast gestaan
diversen
- sta vast!
- staat vast!
- vast gestaan
- vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vaststaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stå fast | vaststaan | boven alle twijfel verheven zijn; handhaven; stand houden; zeker zijn |