Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vastmeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastmeren (Nederlands) in het Zweeds

vastmeren:

vastmeren werkwoord (meer vast, meert vast, meerde vast, meerden vast, vastgemeerd)

  1. vastmeren (aanleggen; aanmeren; vastleggen; )
    förtöja
    • förtöja werkwoord (förtöjer, förtöjde, förtöjt)

Conjugations for vastmeren:

o.t.t.
  1. meer vast
  2. meert vast
  3. meert vast
  4. meren vast
  5. meren vast
  6. meren vast
o.v.t.
  1. meerde vast
  2. meerde vast
  3. meerde vast
  4. meerden vast
  5. meerden vast
  6. meerden vast
v.t.t.
  1. heb vastgemeerd
  2. hebt vastgemeerd
  3. heeft vastgemeerd
  4. hebben vastgemeerd
  5. hebben vastgemeerd
  6. hebben vastgemeerd
v.v.t.
  1. had vastgemeerd
  2. had vastgemeerd
  3. had vastgemeerd
  4. hadden vastgemeerd
  5. hadden vastgemeerd
  6. hadden vastgemeerd
o.t.t.t.
  1. zal vastmeren
  2. zult vastmeren
  3. zal vastmeren
  4. zullen vastmeren
  5. zullen vastmeren
  6. zullen vastmeren
o.v.t.t.
  1. zou vastmeren
  2. zou vastmeren
  3. zou vastmeren
  4. zouden vastmeren
  5. zouden vastmeren
  6. zouden vastmeren
en verder
  1. ben vastgemeerd
  2. bent vastgemeerd
  3. is vastgemeerd
  4. zijn vastgemeerd
  5. zijn vastgemeerd
  6. zijn vastgemeerd
diversen
  1. meer vast!
  2. meert vast!
  3. vastgemeerd
  4. vastmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förtöja aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren

Wiktionary: vastmeren


Cross Translation:
FromToVia
vastmeren förtöja amarrer — Lier à l’aide d’un bout d’amarrage ou une amarre un bateau...