Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- vanzelfsprekend:
-
Wiktionary:
- vanzelfsprekend → axiomatisk, självklar, visst, naturlig, naturligtvis, påtaglig, uppenbar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vanzelfsprekend (Nederlands) in het Zweeds
vanzelfsprekend:
-
vanzelfsprekend (uiteraard; natuurlijk; zonder twijfel; bijgevolg; onontkomelijk; zeker; dus; logisch; allicht; 'tuurlijk)
naturligtvis-
naturligtvis bijvoeglijk naamwoord
-
-
vanzelfsprekend (automatisch)
självklar; självfallet; självklart-
självklar bijvoeglijk naamwoord
-
självfallet bijvoeglijk naamwoord
-
självklart bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vanzelfsprekend:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | natuurlijk | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | uiteraard; vanzelf | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
naturligtvis | 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel | natuurlijk!; vanzelf! |
självfallet | automatisch; vanzelfsprekend | |
självklar | automatisch; vanzelfsprekend | |
självklart | automatisch; vanzelfsprekend |
Verwante woorden van "vanzelfsprekend":
Synoniemen voor "vanzelfsprekend":
Verwante definities voor "vanzelfsprekend":
Wiktionary: vanzelfsprekend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vanzelfsprekend | → axiomatisk; självklar | ↔ axiomatic — evident without proof or argument |
• vanzelfsprekend | → visst | ↔ gewiss — adverbial: bestimmt, unbedingt, mit Sicherheit |
• vanzelfsprekend | → naturlig; naturligtvis | ↔ natürlich — im Sinne von selbstverständlich, klar |
• vanzelfsprekend | → påtaglig; uppenbar | ↔ évident — Dont le sens s’impose naturellement à l’esprit, qui a le caractère de l’évidence. |