Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vanzelfsprekend:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vanzelfsprekend (Nederlands) in het Zweeds

vanzelfsprekend:

vanzelfsprekend bijvoeglijk naamwoord

  1. vanzelfsprekend (uiteraard; natuurlijk; zonder twijfel; )
    naturligtvis
  2. vanzelfsprekend (automatisch)
    självklar; självfallet; självklart

Vertaal Matrix voor vanzelfsprekend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- natuurlijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- uiteraard; vanzelf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naturligtvis 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel natuurlijk!; vanzelf!
självfallet automatisch; vanzelfsprekend
självklar automatisch; vanzelfsprekend
självklart automatisch; vanzelfsprekend

Verwante woorden van "vanzelfsprekend":

  • vanzelfsprekendheid, vanzelfsprekende

Synoniemen voor "vanzelfsprekend":


Verwante definities voor "vanzelfsprekend":

  1. wat iedereen zo begrijpt1
    • vanzelfsprekend neem ik een cadeautje voor je mee1

Wiktionary: vanzelfsprekend


Cross Translation:
FromToVia
vanzelfsprekend axiomatisk; självklar axiomatic — evident without proof or argument
vanzelfsprekend visst gewissadverbial: bestimmt, unbedingt, mit Sicherheit
vanzelfsprekend naturlig; naturligtvis natürlich — im Sinne von selbstverständlich, klar
vanzelfsprekend påtaglig; uppenbar évident — Dont le sens s’impose naturellement à l’esprit, qui a le caractère de l’évidence.