Nederlands
Uitgebreide vertaling voor van plan zijn (Nederlands) in het Zweeds
van plan zijn:
van plan zijn werkwoord (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)
-
van plan zijn
-
van plan zijn (voorhebben)
Conjugations for van plan zijn:
o.t.t.
- ben van plan
- bent van plan
- bent van plan
- zijn van plan
- zijn van plan
- zijn van plan
o.v.t.
- was van plan
- was van plan
- was van plan
- waren van plan
- waren van plan
- waren van plan
v.t.t.
- ben van plan geweest
- bent van plan geweest
- is van plan geweest
- zijn van plan geweest
- zijn van plan geweest
- zijn van plan geweest
v.v.t.
- was van plan geweest
- was van plan geweest
- was van plan geweest
- waren van plan geweest
- waren van plan geweest
- waren van plan geweest
o.t.t.t.
- zal van plan zijn
- zult van plan zijn
- zal van plan zijn
- zullen van plan zijn
- zullen van plan zijn
- zullen van plan zijn
o.v.t.t.
- zou van plan zijn
- zou van plan zijn
- zou van plan zijn
- zouden van plan zijn
- zouden van plan zijn
- zouden van plan zijn
diversen
- ben van plan!
- bent van plan!
- van plan geweest
- van plan zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor van plan zijn:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avse | van plan zijn | doelen |
ha avsiktet | van plan zijn | bedoelen; beogen; ten doel hebben |
mena | van plan zijn; voorhebben | bedoelen; doelen; ergens iets mee willen zeggen; menen; van mening zijn |
tänka | van plan zijn | bedoelen; beogen; nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; ten doel hebben |
ämna | van plan zijn |
Wiktionary: van plan zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• van plan zijn | → tänka | ↔ mean — to intend; plan on doing |
• van plan zijn | → planera | ↔ plan — to intend |
Computer vertaling door derden: