Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vakje:
  2. vak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakje (Nederlands) in het Zweeds

vakje:

vakje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vakje
    avdelning; fack; bås
    • avdelning [-en] zelfstandig naamwoord
    • fack [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bås [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vakje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avdelning vakje afdeling; afschotten; afschutten; ambtsgebied; bestuursgebied; bestuursregio; brigade; departement; detachement; divisie; sectie; tak; verdeling
bås vakje kraam; kraampjes; stalletje; stalletjes; stand; stands
fack vakje ambtsgebied; bestuursgebied; compartiment; coupé; sleuf

Verwante woorden van "vakje":


Wiktionary: vakje


Cross Translation:
FromToVia
vakje fyrkant case — Espace délimité dans un registre, formulaire ou tableau

vakje vorm van vak:

vak [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vak (werk; beroep)
    arbete
    • arbete [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. het vak (métier; ambacht; stiel)
    yrke; profession
    • yrke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • profession [-en] zelfstandig naamwoord
  3. het vak (werk; arbeid; taak; )
    arbete; jobb
    • arbete [-ett] zelfstandig naamwoord
    • jobb [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. het vak (vriesvak)
    frysbox; frysfack

Vertaal Matrix voor vak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbete ambacht; arbeid; beroep; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid activiteit; ambt; arbeid; baan; baantje; bedrijvigheid; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; functie; job; karwei; positie; professie; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkzaamheid
frysbox vak; vriesvak
frysfack vak; vriesvak
jobb ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid aanstelling; aanvraag; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; beroep; betrekking; contract; dienstbetrekking; functie; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; positie; professie; taak
profession ambacht; métier; stiel; vak ambt; beroep; professie
yrke ambacht; métier; stiel; vak ambt; beroep; metier; professie
- beroep

Verwante woorden van "vak":


Synoniemen voor "vak":


Verwante definities voor "vak":

  1. wat je doet om geld te verdienen1
    • het is belangrijk dat iedereen een vak leert1
  2. hokje in een kast of la1
    • in dit vak horen de messen1
  3. onderdeel van de wetenschap1
    • wiskunde is een moeilijk vak1
  4. plat vlak, begrensd door rechte lijnen1
    • hoeveel vakjes heeft een dambord?1

Wiktionary: vak


Cross Translation:
FromToVia
vak hantverk craft — skilled practice
vak fält field — course of study or domain of knowledge or practice
vak fack; yrke; bondgård; gård; säteri domaine — Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
vak fack; yrke spécialitécaractère de ce qui est spécial.