Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vakantieganger:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakantieganger (Nederlands) in het Zweeds

vakantieganger:

vakantieganger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vakantieganger (toerist; vakantiereiziger)
    turist
    • turist [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de vakantieganger (recreant; vakantievierder)
    semesterfirare

Vertaal Matrix voor vakantieganger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
semesterfirare recreant; vakantieganger; vakantievierder
turist toerist; vakantieganger; vakantiereiziger

Verwante woorden van "vakantieganger":

  • vakantiegangers