Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitwijzen (Nederlands) in het Zweeds
uitwijzen:
Conjugations for uitwijzen:
o.t.t.
- wijs uit
- wijst uit
- wijst uit
- wijzen uit
- wijzen uit
- wijzen uit
o.v.t.
- wees uit
- wees uit
- wees uit
- wezen uit
- wezen uit
- wezen uit
v.t.t.
- ben uitgewezen
- bent uitgewezen
- is uitgewezen
- zijn uitgewezen
- zijn uitgewezen
- zijn uitgewezen
v.v.t.
- was uitgewezen
- was uitgewezen
- was uitgewezen
- waren uitgewezen
- waren uitgewezen
- waren uitgewezen
o.t.t.t.
- zal uitwijzen
- zult uitwijzen
- zal uitwijzen
- zullen uitwijzen
- zullen uitwijzen
- zullen uitwijzen
o.v.t.t.
- zou uitwijzen
- zou uitwijzen
- zou uitwijzen
- zouden uitwijzen
- zouden uitwijzen
- zouden uitwijzen
diversen
- wijs uit!
- wijst uit!
- uitgewezen
- uitwijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitwijzen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förbanna | ban; kerkban | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förbanna | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen | ketteren; verdoemen; vervloeken; verwensen; vloeken |
utbana | uitwijzen | |
utdriva | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen | |
utesluta | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen | buitensluiten; schorsen; suspenderen; uitsluiten; uitzonderen; weglaten |
utstöta | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen |
Wiktionary: uitwijzen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitwijzen | → bevisa; attestera; betyga | ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante. |
• uitwijzen | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• uitwijzen | → uppvisa; utpeka | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• uitwijzen | → uppvisa | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |
• uitwijzen | → bevisa | ↔ prouver — établir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage. |