Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitweiden (Nederlands) in het Zweeds
uitweiden:
-
uitweiden (breed uitmeten)
-
uitweiden (afdwalen)
Conjugations for uitweiden:
o.t.t.
- weid uit
- weidt uit
- weidt uit
- weiden uit
- weiden uit
- weiden uit
o.v.t.
- weidde uit
- weidde uit
- weidde uit
- weidden uit
- weidden uit
- weidden uit
v.t.t.
- heb uitgeweid
- hebt uitgeweid
- heeft uitgeweid
- hebben uitgeweid
- hebben uitgeweid
- hebben uitgeweid
v.v.t.
- had uitgeweid
- had uitgeweid
- had uitgeweid
- hadden uitgeweid
- hadden uitgeweid
- hadden uitgeweid
o.t.t.t.
- zal uitweiden
- zult uitweiden
- zal uitweiden
- zullen uitweiden
- zullen uitweiden
- zullen uitweiden
o.v.t.t.
- zou uitweiden
- zou uitweiden
- zou uitweiden
- zouden uitweiden
- zouden uitweiden
- zouden uitweiden
en verder
- ben uitgeweid
- bent uitgeweid
- is uitgeweid
- zijn uitgeweid
- zijn uitgeweid
- zijn uitgeweid
diversen
- weid uit!
- weidt uit!
- uitgeweid
- uitweidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitweiden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avvika | afdwalen; uitweiden | afwijken; schelen; verschil maken; verschillen |
överdriva | breed uitmeten; uitweiden | aandikken; grootspreken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opscheppen; opschroeven; opsnijden; overdreven voorstellen; overdrijven; snoeven |