Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitstromen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitstromen (Nederlands) in het Zweeds

uitstromen:

uitstromen

  1. uitstromen (uitkomen)

uitstromen werkwoord (stroom uit, stroomt uit, stroomde uit, stroomden uit, uitgestroomd)

  1. uitstromen (uitmonden; uitvloeien in)
    mynna i
    • mynna i werkwoord (mynner i, mynnde i, mynnt i)

Conjugations for uitstromen:

o.t.t.
  1. stroom uit
  2. stroomt uit
  3. stroomt uit
  4. stromen uit
  5. stromen uit
  6. stromen uit
o.v.t.
  1. stroomde uit
  2. stroomde uit
  3. stroomde uit
  4. stroomden uit
  5. stroomden uit
  6. stroomden uit
v.t.t.
  1. ben uitgestroomd
  2. bent uitgestroomd
  3. is uitgestroomd
  4. zijn uitgestroomd
  5. zijn uitgestroomd
  6. zijn uitgestroomd
v.v.t.
  1. was uitgestroomd
  2. was uitgestroomd
  3. was uitgestroomd
  4. waren uitgestroomd
  5. waren uitgestroomd
  6. waren uitgestroomd
o.t.t.t.
  1. zal uitstromen
  2. zult uitstromen
  3. zal uitstromen
  4. zullen uitstromen
  5. zullen uitstromen
  6. zullen uitstromen
o.v.t.t.
  1. zou uitstromen
  2. zou uitstromen
  3. zou uitstromen
  4. zouden uitstromen
  5. zouden uitstromen
  6. zouden uitstromen
diversen
  1. stroom uit!
  2. stroomt uit!
  3. uitgestroomd
  4. uitstromend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitstromen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma komma
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma aanlopen; ejaculeren; klaarkomen; komen aanlopen
mynna i uitmonden; uitstromen; uitvloeien in
strömma ut spuiten; uitspuiten
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma uitkomen; uitstromen
strömma ut uitkomen; uitstromen