Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- uitkijken naar:
-
Wiktionary:
- uitkijken naar → se fram emot
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitkijken naar (Nederlands) in het Zweeds
uitkijken naar:
uitkijken naar werkwoord (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
-
uitkijken naar (verwachten; tegemoetzien; vooruitzien)
-
uitkijken naar (zich verheugen op)
Conjugations for uitkijken naar:
o.t.t.
- kijk uit naar
- kijkt uit naar
- kijkt uit naar
- kijken uit naar
- kijken uit naar
- kijken uit naar
o.v.t.
- keek uit naar
- keek uit naar
- keek uit naar
- keken uit naar
- keken uit naar
- keken uit naar
v.t.t.
- heb uitgekeken naar
- hebt uitgekeken naar
- heeft uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
- hebben uitgekeken naar
v.v.t.
- had uitgekeken naar
- had uitgekeken naar
- had uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
- hadden uitgekeken naar
o.t.t.t.
- zal uitkijken naar
- zult uitkijken naar
- zal uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
- zullen uitkijken naar
o.v.t.t.
- zou uitkijken naar
- zou uitkijken naar
- zou uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
- zouden uitkijken naar
en verder
- ben uitgekeken naar
- bent uitgekeken naar
- is uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
- zijn uitgekeken naar
diversen
- kijk uit naar!
- kijkt uit naar!
- uitgekeken naar
- uitkijkend naar
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitkijken naar:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
räkna med | meeberekening | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ana | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien |
förutse | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | tevoren zien; voortellen; voorzien |
räkna med | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | erbij rekenen; meerekenen; meetellen |
se fram emot | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | uitkijken; uitzien; uitzien naar |
se upp för | uitkijken naar; zich verheugen op | |
vänta sig | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien | aanvoelen; voorvoelen |
Wiktionary: uitkijken naar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitkijken naar | → se fram emot | ↔ look forward to — anticipate, expect, or wait for |