Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitjouwen (Nederlands) in het Zweeds
uitjouwen:
-
uitjouwen (joelen)
-
uitjouwen (uitschelden; schelden; beledigen; uitmaken voor)
Vertaal Matrix voor uitjouwen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skrika | gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bua | joelen; uitjouwen | |
kalla någon namn | beledigen; schelden; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden | |
skrika | joelen; uitjouwen | aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; keffen; krijsen; praaien; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |
skräna | joelen; uitjouwen | fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren |
vråla | joelen; uitjouwen | blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; krijsen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitgalmen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |
Wiktionary: uitjouwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitjouwen | → skälla | ↔ aboyer — Traductions à trier suivant le sens |
• uitjouwen | → håna | ↔ bafouer — traiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux. |