Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgieren (Nederlands) in het Zweeds
uitgieren:
-
uitgieren
Vertaal Matrix voor uitgieren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skrika | gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klaga | uitgieren | bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kankeren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; weeklagen; zeuren |
skria | uitgieren | balken |
skrika | uitgieren | aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; praaien; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |