Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- uitgewerkt:
- uitwerken:
-
Wiktionary:
- uitwerken → beräkna, räkna ut, räkna, faktorisera, utveckla, implementera, operera, göra
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgewerkt (Nederlands) in het Zweeds
uitgewerkt:
-
uitgewerkt (in details)
detaljerat; genomarbetad; genomarbetat-
detaljerat bijvoeglijk naamwoord
-
genomarbetad bijvoeglijk naamwoord
-
genomarbetat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitgewerkt:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
detaljerat | in details; uitgewerkt | |
genomarbetad | in details; uitgewerkt | doorgekneed |
genomarbetat | in details; uitgewerkt |
uitgewerkt vorm van uitwerken:
-
uitwerken (preciseren)
-
uitwerken (uitrekenen; berekenen; becijferen; calculeren)
Conjugations for uitwerken:
o.t.t.
- werk uit
- werkt uit
- werkt uit
- werken uit
- werken uit
- werken uit
o.v.t.
- werkte uit
- werkte uit
- werkte uit
- werkten uit
- werkten uit
- werkten uit
v.t.t.
- ben uitgewerkt
- bent uitgewerkt
- is uitgewerkt
- zijn uitgewerkt
- zijn uitgewerkt
- zijn uitgewerkt
v.v.t.
- was uitgewerkt
- was uitgewerkt
- was uitgewerkt
- waren uitgewerkt
- waren uitgewerkt
- waren uitgewerkt
o.t.t.t.
- zal uitwerken
- zult uitwerken
- zal uitwerken
- zullen uitwerken
- zullen uitwerken
- zullen uitwerken
o.v.t.t.
- zou uitwerken
- zou uitwerken
- zou uitwerken
- zouden uitwerken
- zouden uitwerken
- zouden uitwerken
diversen
- werk uit!
- werkt uit!
- uitgewerkt
- uitwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitwerken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utarbeta | opmaken; opstellen; redigeren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beräkna | becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken | begroten; berekenen; factureren; in rekening brengen; ramen; rekenen; schatten |
förklara | preciseren; uitwerken | beschrijven; betogen; betonen; betuigen; demonstreren; duiden; mededelen; mening kenbaar maken; nader verklaren; ontvouwen; opklaren; parafraseren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhalen; verkondigen; vertellen; wolken verdwijnen; zeggen |
utarbeta | preciseren; uitwerken | lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken |
Wiktionary: uitwerken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitwerken | → beräkna; räkna ut | ↔ calculate — (transitive) to determine value |
• uitwerken | → räkna; beräkna; räkna ut | ↔ calculate — (intransitive) determine values or solutions |
• uitwerken | → beräkna; räkna ut | ↔ calculate — (intransitive) plan |
• uitwerken | → faktorisera | ↔ expand — (transitive) algebra: to rewrite as an equivalent sum of terms |
• uitwerken | → utveckla | ↔ expand — (transitive) to express at length or in detail |
• uitwerken | → implementera | ↔ implement — bring about |
• uitwerken | → operera; göra | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |