Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgeput (Nederlands) in het Zweeds
uitgeput:
-
uitgeput
Vertaal Matrix voor uitgeput:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slut | beëindiging; conclusie; einde; eindsom; end; finale; gevolgtrekking; slot; slotsom; sluiting; staarteinde; staartstuk; stuit | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slut | uitgeput | afgemat; beu; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op |
slutkörd | uitgeput | afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op |
uttröttad | uitgeput |
Verwante definities voor "uitgeput":
uitputten:
-
uitputten (moe maken; vermoeien; slopen; afmatten)
-
uitputten (verzwakken; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
Conjugations for uitputten:
o.t.t.
- put uit
- put uit
- put uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
o.v.t.
- putte uit
- putte uit
- putte uit
- putten uit
- putten uit
- putten uit
v.t.t.
- ben uitgeput
- bent uitgeput
- is uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
- zijn uitgeput
v.v.t.
- was uitgeput
- was uitgeput
- was uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
- waren uitgeput
o.t.t.t.
- zal uitputten
- zult uitputten
- zal uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
- zullen uitputten
o.v.t.t.
- zou uitputten
- zou uitputten
- zou uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
- zouden uitputten
diversen
- put uit!
- put uit!
- uitgeput
- uitputtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze