Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitdragen (Nederlands) in het Zweeds
uitdragen:
-
uitdragen (ten einde dragen; voldragen)
-
uitdragen (een boodschap uitdragen; verkondigen)
Conjugations for uitdragen:
o.t.t.
- draag uit
- draagt uit
- draagt uit
- dragen uit
- dragen uit
- dragen uit
o.v.t.
- droeg uit
- droeg uit
- droeg uit
- droegen uit
- droegen uit
- droegen uit
v.t.t.
- heb uitgedragen
- hebt uitgedragen
- heeft uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
- hebben uitgedragen
v.v.t.
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- had uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
- hadden uitgedragen
o.t.t.t.
- zal uitdragen
- zult uitdragen
- zal uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
- zullen uitdragen
o.v.t.t.
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zou uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
- zouden uitdragen
en verder
- ben uitgedragen
- bent uitgedragen
- is uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
- zijn uitgedragen
diversen
- draag uit!
- draagt uit!
- uitgedragen
- uitdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitdragen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bära ut | ten einde dragen; uitdragen; voldragen | naar buiten dragen |
sprida ett budskap | een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen |
Wiktionary: uitdragen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitdragen | → utsprida; sprida | ↔ disseminate — transitive: to sow and scatter principles, etc. for propagation, like seed |
• uitdragen | → propagera | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |