Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. trui:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trui (Nederlands) in het Zweeds

trui:

trui [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de trui
    jumper
    • jumper [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jumper trui pull; pull-over

Verwante woorden van "trui":

  • truien, truitje

Verwante definities voor "trui":

  1. gebreid kledingstuk met mouwen voor het bovenlichaam1
    • mijn moeder breit de prachtigste truien1

Wiktionary: trui


Cross Translation:
FromToVia
trui so coche — vx|fr truie, femelle du cochon.
trui sugga; so truiefemelle du porc.