Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. troosteloosheid:
  2. troosteloos:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor troosteloosheid (Nederlands) in het Zweeds

troosteloosheid:

troosteloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de troosteloosheid (troosteloze toestand)
    tröstlöshet

Vertaal Matrix voor troosteloosheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tröstlöshet troosteloosheid; troosteloze toestand

Verwante woorden van "troosteloosheid":


troosteloosheid vorm van troosteloos:

troosteloos bijvoeglijk naamwoord

  1. troosteloos (somber; triest; zwaarmoedig; naargeestig)
    ledsen
    • ledsen bijvoeglijk naamwoord
  2. troosteloos (triest; mistroostig; somber; grauw; vreugdeloos)
    tröstlöst; otröstlig; otröstligt

Vertaal Matrix voor troosteloos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ledsen jammer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ledsen naargeestig; somber; triest; troosteloos; zwaarmoedig bedroevend
otröstlig grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos niet te troosten; ontroostbaar; zielsbedroefd
otröstligt grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos niet te troosten; ontroostbaar; zielsbedroefd
tröstlöst grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos diepbedroefd; zielsbedroefd

Verwante woorden van "troosteloos":