Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. troetels:
  2. troetel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor troetels (Nederlands) in het Zweeds

troetels:

troetels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de troetels
    älskade; käraste; älsklingar

Vertaal Matrix voor troetels:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
käraste troetels beminde; duifje; engel; engeltje; geliefde; hartje; lief persoon; liefje; liefste; lieve; lieveling; lieverd; poepje; schat; schatje; schattebout; schatteboutjes; scheetje; snoepje; snoes; vriendin
älskade troetels beminde; duifje; geliefde; hartje; liefje; liefste; lieve; poepje; prijzen; roemen; schat; schatje; schattebout; schatteboutje; scheetje; snoes; verheerlijken; vriendin
älsklingar troetels schatteboutjes
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
älskade bevallig; lief

Verwante woorden van "troetels":


troetels vorm van troetel:

troetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de troetel
    älskling

Vertaal Matrix voor troetel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
älskling troetel beminde; dot; duifje; engel; engeltje; geliefde; hartekind; hartje; kindlief; lief persoon; liefje; liefste; lieve; lieveling; lievelingetje; lievelings huisdier; lievelingsdier; lieverd; poepje; schat; schatje; schattebout; schattig kind; scheetje; snoepje; snoes; troeteldier; troeteltje; vriendin

Verwante woorden van "troetel":