Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- trek:
-
trekken:
- hala; släpa; dra med sig; rycka; draga; slänga; resa omkring; luffa; ställa ut
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor trek (Nederlands) in het Zweeds
trek:
-
de trek (luchtzuiging; tocht)
luftutsugning-
luftutsugning zelfstandig naamwoord
-
-
de trek (hongergevoel; honger; hongerigheid)
-
de trek (eetlust; zin; lust)
-
de trek (ruk; haal)
-
de trek (zin om iets te eten; zin)
ha lust att äta en bit-
ha lust att äta en bit zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor trek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aptit | eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin | |
drag | haal; ruk; trek | aantrekken; gelaatstrek; haal; haaltje; schaakstukverplaatsing; straktrekken; teugen; tochtwinden; trekje; trekje aan een sigaret; zet |
ha lust att äta en bit | trek; zin; zin om iets te eten | |
hunger | eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin | honger |
luftutsugning | luchtzuiging; tocht; trek | |
matlust | honger; hongergevoel; hongerigheid; trek | |
ryck | haal; ruk; trek | |
- | eetlust |
Verwante woorden van "trek":
Synoniemen voor "trek":
Verwante definities voor "trek":
trekken:
-
trekken (voorttrekken)
-
trekken (rukken)
– met kracht naar je toehalen 1 -
trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
-
trekken
Conjugations for trekken:
o.t.t.
- trek
- trekt
- trekt
- trekken
- trekken
- trekken
o.v.t.
- trok
- trok
- trok
- trokken
- trokken
- trokken
v.t.t.
- heb getrokken
- hebt getrokken
- heeft getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
v.v.t.
- had getrokken
- had getrokken
- had getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
o.t.t.t.
- zal trekken
- zult trekken
- zal trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
o.v.t.t.
- zou trekken
- zou trekken
- zou trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
en verder
- ben getrokken
- bent getrokken
- is getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
diversen
- trek !
- trekt !
- getrokken
- trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor trekken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dra med sig | trekken; voorttrekken | |
draga | rukken; trekken | dreggen; lenen; ontlenen; sjouwen; sleuren; torsen; touwtrekken; worstelen; zeulen |
hala | trekken; voorttrekken | eruit halen; sleuren; te voorschijn trekken |
luffa | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | |
resa omkring | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | bereizen |
rycka | rukken; trekken | gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken; wegrukken; zich wringen |
slänga | rukken; trekken | eruit werken; keilen; kelderen; ontdoen; smijten; sodemieteren; zakken; zich van iets ontdoen |
släpa | trekken; voorttrekken | aanslepen; dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; zeulen |
ställa ut | trekken | exposeren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen |
Verwante woorden van "trekken":
Verwante definities voor "trekken":
Wiktionary: trekken
trekken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trekken | → dra | ↔ draw — to pull out |
• trekken | → dra | ↔ draw — to determine the result of a lottery |
• trekken | → resa | ↔ journey — to travel, to make a trip or voyage |
• trekken | → dra; draga | ↔ pull — apply force to (something) so it comes towards one |
• trekken | → dra | ↔ ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen |
• trekken | → förnedra; förödmjuka | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• trekken | → attrahera; ådraga; draga; locka; tilldraga sig; ådraga sig | ↔ attirer — tirer, faire venir à soi. |
• trekken | → rita; teckna | ↔ dessiner — Reeprésenter par un dessin |