Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. trappen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trapt (Nederlands) in het Zweeds

trapt vorm van trappen:

trappen werkwoord (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)

  1. trappen (trappen geven; schoppen)
    sparka; fjutta; kicka; rekylera
    • sparka werkwoord (sparkar, sparkade, sparkat)
    • fjutta werkwoord (fjuttar, fjuttade, fjuttat)
    • kicka werkwoord (kickar, kickade, kickat)
    • rekylera werkwoord

Conjugations for trappen:

o.t.t.
  1. trap
  2. trapt
  3. trapt
  4. trappen
  5. trappen
  6. trappen
o.v.t.
  1. trapte
  2. trapte
  3. trapte
  4. trapten
  5. trapten
  6. trapten
v.t.t.
  1. heb getrapt
  2. hebt getrapt
  3. heeft getrapt
  4. hebben getrapt
  5. hebben getrapt
  6. hebben getrapt
v.v.t.
  1. had getrapt
  2. had getrapt
  3. had getrapt
  4. hadden getrapt
  5. hadden getrapt
  6. hadden getrapt
o.t.t.t.
  1. zal trappen
  2. zult trappen
  3. zal trappen
  4. zullen trappen
  5. zullen trappen
  6. zullen trappen
o.v.t.t.
  1. zou trappen
  2. zou trappen
  3. zou trappen
  4. zouden trappen
  5. zouden trappen
  6. zouden trappen
en verder
  1. ben getrapt
  2. bent getrapt
  3. is getrapt
  4. zijn getrapt
  5. zijn getrapt
  6. zijn getrapt
diversen
  1. trap!
  2. trapt!
  3. getrapt
  4. trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fjutta schoppen; trappen; trappen geven
kicka schoppen; trappen; trappen geven
rekylera schoppen; trappen; trappen geven
sparka schoppen; trappen; trappen geven aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; in werking stellen; ontheffen; ontslaan; opstarten; uitsturen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden
- lopen

Verwante woorden van "trappen":


Wiktionary: trappen


Cross Translation:
FromToVia
trappen sparka boot — kick
trappen sparka kick — strike with or raise the foot or leg
trappen trampa tretenHilfsverb haben: mit der Fußsohle berühren, wobei meist das Körpergewicht darauf lastet
trappen sparka tretenHilfsverb haben: mit dem Fuß oder Knie einen Hieb versetzen