Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tralie (Nederlands) in het Zweeds
tralie:
Vertaal Matrix voor tralie:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bjälke | spijl; stijl; tralie | balk; kruishout; ritshout |
ribba | spijl; stijl; tralie | doellat |
stång | spijl; stijl; tralie | baton; dwarsbalk; dwarshout; mast; paal; pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; staf; stang; stok; tablet; tuchtroede |
Verwante woorden van "tralie":
traliën:
-
traliën
Conjugations for traliën:
o.t.t.
- tralie
- traliet
- traliet
- tralieen
- tralieen
- tralieen
o.v.t.
- traliede
- traliede
- traliede
- tralieden
- tralieden
- tralieden
v.t.t.
- heb getralied
- hebt getralied
- heeft getralied
- hebben getralied
- hebben getralied
- hebben getralied
v.v.t.
- had getralied
- had getralied
- had getralied
- hadden getralied
- hadden getralied
- hadden getralied
o.t.t.t.
- zal traliën
- zult traliën
- zal traliën
- zullen traliën
- zullen traliën
- zullen traliën
o.v.t.t.
- zou traliën
- zou traliën
- zou traliën
- zouden traliën
- zouden traliën
- zouden traliën
en verder
- ben getralied
- bent getralied
- is getralied
- zijn getralied
- zijn getralied
- zijn getralied
diversen
- tralie!
- traliet!
- getralied
- traliend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de traliën (traliewerk; spijlen)
kallerverk-
kallerverk zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor traliën:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kallerverk | spijlen; traliewerk; traliën | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bomma för | traliën | |
spärra | traliën | afgrendelen; afschermen; barricaderen; spatieren; spatiëren; van spaties voorzien; versperren |