Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. torn:
  2. tornen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor torn (Nederlands) in het Zweeds

torn:

torn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de torn (scheur)
    riva
    • riva [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor torn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva scheur; torn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; krassen; raspen; schaven; scheuren; schuren; zich krabben

Verwante woorden van "torn":


tornen:

tornen werkwoord (torn, tornt, tornde, tornden, getornd)

  1. tornen (lostornen; losmaken; uittrekken; uithalen; loskrijgen)
    sno upp; lösa upp; knäppa upp; sprätta upp; spänna av
    • sno upp werkwoord (snor upp, snodde upp, snott upp)
    • lösa upp werkwoord (löser upp, löste upp, löst upp)
    • knäppa upp werkwoord (knäpper upp, knäppte upp, knäppt upp)
    • sprätta upp werkwoord (sprättar upp, sprättade upp, sprättat upp)
    • spänna av werkwoord (spänner av, spände av, spänt av)

Conjugations for tornen:

o.t.t.
  1. torn
  2. tornt
  3. tornt
  4. tornen
  5. tornen
  6. tornen
o.v.t.
  1. tornde
  2. tornde
  3. tornde
  4. tornden
  5. tornden
  6. tornden
v.t.t.
  1. heb getornd
  2. hebt getornd
  3. heeft getornd
  4. hebben getornd
  5. hebben getornd
  6. hebben getornd
v.v.t.
  1. had getornd
  2. had getornd
  3. had getornd
  4. hadden getornd
  5. hadden getornd
  6. hadden getornd
o.t.t.t.
  1. zal tornen
  2. zult tornen
  3. zal tornen
  4. zullen tornen
  5. zullen tornen
  6. zullen tornen
o.v.t.t.
  1. zou tornen
  2. zou tornen
  3. zou tornen
  4. zouden tornen
  5. zouden tornen
  6. zouden tornen
en verder
  1. ben getornd
  2. bent getornd
  3. is getornd
  4. zijn getornd
  5. zijn getornd
  6. zijn getornd
diversen
  1. torn!
  2. tornt!
  3. getornd
  4. tornend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tornen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knäppa upp loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken losknopen; ontknopen
lösa upp loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken doorstrepen; in ontbinding verkeren; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen
sno upp loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken
sprätta upp loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken
spänna av loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken ontspannen; relaxen

Verwante woorden van "tornen":