Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. topper:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor topper (Nederlands) in het Zweeds

topper:

topper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de topper (absolute meevaller; klapper)
  2. de topper (succesnummer; succes; hit; )
    krocka; slå
    • krocka [-en] zelfstandig naamwoord
    • slå zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor topper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krocka hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer dreun; klap; knal; kwak; smak
lycklig sammanträff absolute meevaller; klapper; topper
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slå bonken; dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hameren; hard slaan; hengsten; krenken; kwetsen; maaien; meppen; rammen; slaan; timmeren; toeslaan

Verwante woorden van "topper":


Wiktionary: topper


Cross Translation:
FromToVia
topper bergand greater scaup — Aythya marila
topper klimax; höjdpunkt Höhepunkt — der beste oder einer der besten Punkte in einer längeren Abfolge von verschiedenen Ereignissen, die sich vorher schon positiv entwickelt haben
topper spets Spitzeübertragen: Höhepunkt