Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal toewijzingen

Vertaal toewijzingen van Nederlands naar Zweeds

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

toewijzingen:
- fördelningar; tilldelningar
toewijzing:
- tilldelning; fördelning; beläggning; karta; allokering
Wiktionary:
- toewijzing → anslag, tilldelning, fördelning, anvisning

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toewijzingen (Nederlands) in het Zweeds

toewijzingen:

toewijzingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de toewijzingen
fördelningar; tilldelningar
- fördelningar zelfstandig naamwoord
- tilldelningar zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor toewijzingen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fördelningar	toewijzingen
tilldelningar	toewijzingen	tegemoetkomingen; toelages

Verwante woorden van "toewijzingen":

toewijzing

toewijzingen vorm van toewijzing:

toewijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de toewijzing (toekenning; verlening)
tilldelning; fördelning
- tilldelning [-en] zelfstandig naamwoord
- fördelning [-en] zelfstandig naamwoord
de toewijzing
tilldelning
- tilldelning [-en] zelfstandig naamwoord
de toewijzing
beläggning
- beläggning [-en] zelfstandig naamwoord
de toewijzing
karta
- karta [-en] zelfstandig naamwoord
de toewijzing (geheugentoewijzing)
allokering
- allokering

Vertaal Matrix voor toewijzing:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beläggning	toewijzing	belasting; bont; coating; laag; pels; vacht
fördelning	toekenning; toewijzing; verlening	afdeling; distributie; divisie; sectie
karta	toewijzing	kaart; landkaart; plattegrond
tilldelning	toekenning; toewijzing; verlening	gunning
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
allokering	geheugentoewijzing; toewijzing

Verwante woorden van "toewijzing":

toewijzingen

Wiktionary: toewijzing

Cross Translation:

From	To	Via
• toewijzing	→ anslag; tilldelning; fördelning	↔ allocation — The process or procedure for allocating things, especially money or other resources.
• toewijzing	→ tilldelning; anvisning	↔ Anweisung — die Bestimmung oder Vorgabe, wer etwas bekommen soll