Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor titel (Nederlands) in het Zweeds

titel:

titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de titel (waardigheidstitel)
    titulering
  2. de titel (aanhef; hoofd)
    inledning; början av brevet; inledning av ett brev
  3. de titel (opschrift)
    överskrift; rubrik; överstycke
  4. de titel (boektitel)
    titel; boktitel
    • titel [-en] zelfstandig naamwoord
    • boktitel [-en] zelfstandig naamwoord
  5. de titel (rechtstitel; aanspraak; rechtsgrond; recht)
    rättsanspråk
  6. de titel
    titel
    • titel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor titel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boktitel boektitel; titel
början av brevet aanhef; hoofd; titel
inledning aanhef; hoofd; titel beginne; invoering
inledning av ett brev aanhef; hoofd; titel
rubrik opschrift; titel berichtkop; header; kop; kopzin; krantenkop; rubriek
rättsanspråk aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
titel boektitel; titel aanduiding; benaming; benoeming
titulering titel; waardigheidstitel
överskrift opschrift; titel rubriek
överstycke opschrift; titel dekplaat

Verwante woorden van "titel":

  • titelen, titels, titeltje, titeltjes

Verwante definities voor "titel":

  1. aanduiding dat je kampioen bent1
    • deze club haalt de wereldtitel1
  2. aanduiding die je voor of achter je naam mag zetten1
    • 'jonkheer' en 'ingenieur' zijn titels1
  3. naam van een verhaal, boek, film, etc1
    • wat is de titel van dit gedicht?1

Wiktionary: titel

titel
noun
  1. opschrift van een document

Cross Translation:
FromToVia
titel titel title — name of a book, etc
titel titel titre — désignation

Verwante vertalingen van titel