Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. telen:
  2. tel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor telen (Nederlands) in het Zweeds

telen:

telen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. telen (kweken; verbouwen)
    uppfödning
  2. telen (veefokkerij; teelt; fokkerij; )
    avelsgård; djuruppfödningsgård

telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)

  1. telen (kweken; fokken; voortbrengen; )
    föda upp; odla
    • föda upp werkwoord (föder upp, födde upp, fött upp)
    • odla werkwoord (odlar, odlade, odlat)

Conjugations for telen:

o.t.t.
  1. teel
  2. teelt
  3. teelt
  4. telen
  5. telen
  6. telen
o.v.t.
  1. teelde
  2. teelde
  3. teelde
  4. teelden
  5. teelden
  6. teelden
v.t.t.
  1. heb geteeld
  2. hebt geteeld
  3. heeft geteeld
  4. hebben geteeld
  5. hebben geteeld
  6. hebben geteeld
v.v.t.
  1. had geteeld
  2. had geteeld
  3. had geteeld
  4. hadden geteeld
  5. hadden geteeld
  6. hadden geteeld
o.t.t.t.
  1. zal telen
  2. zult telen
  3. zal telen
  4. zullen telen
  5. zullen telen
  6. zullen telen
o.v.t.t.
  1. zou telen
  2. zou telen
  3. zou telen
  4. zouden telen
  5. zouden telen
  6. zouden telen
en verder
  1. ben geteeld
  2. bent geteeld
  3. is geteeld
  4. zijn geteeld
  5. zijn geteeld
  6. zijn geteeld
diversen
  1. teel!
  2. teelt!
  3. geteeld
  4. telend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor telen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avelsgård aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
djuruppfödningsgård aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
uppfödning kweken; telen; verbouwen veeteelt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
föda upp aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aankaarten; aansnijden; fokken; kweken; omhooghalen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; ter sprake brengen
odla aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; groeien; groot worden; ontginnen; ontwikkelen; opgroeien; poten; voor landbouw klaar maken

Verwante woorden van "telen":


Wiktionary: telen


Cross Translation:
FromToVia
telen avla cultivertravailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.

telen vorm van tel:

tel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tel (tellen)
    slutsumma; sammanräkning
  2. de tel (seconde; moment; ogenblik; minuutje; oogwenk)
    ögonblick; sekund

Vertaal Matrix voor tel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sammanräkning tel; tellen
sekund minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel
slutsumma tel; tellen
ögonblick minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel momenten; ogenblikken

Verwante woorden van "tel":


Wiktionary: tel


Cross Translation:
FromToVia
tel momang; moment; ögonblick moment — very brief period of time