Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sujetten:
  2. sujet:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sujetten (Nederlands) in het Zweeds

sujetten:

sujetten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de sujetten
    subjekter

Vertaal Matrix voor sujetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
subjekter sujetten

Verwante woorden van "sujetten":


sujet:

sujet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het sujet (heerschap; vent)
    pojke; prick; karl; grabb
    • pojke [-en] zelfstandig naamwoord
    • prick [-en] zelfstandig naamwoord
    • karl [-en] zelfstandig naamwoord
    • grabb [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sujet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grabb heerschap; sujet; vent goser; gozer; joch; jonge knaap; jongeling; jongeman; kerel; knakker; knul; snuiter; vent
karl heerschap; sujet; vent gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent
pojke heerschap; sujet; vent jonge knaap; jongeling; jongeman
prick heerschap; sujet; vent spikkel

Verwante woorden van "sujet":


Wiktionary: sujet


Cross Translation:
FromToVia
sujet individ individu — didact|fr entité autonome qui ne peut être ni partager ni diviser sans perdre les caractéristiques qui lui sont propres.