Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stut (Nederlands) in het Zweeds
stut:
Vertaal Matrix voor stut:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stöd | stut | assistentie; houvast; kost; medewerking; norm; onderhoud; onderhoudsgeld; ondersteuning; ruggensteun; rugsteun; schoor; schraag; schraagpijler; standaard; steun; steuntje; support; voedsel |
Verwante woorden van "stut":
Wiktionary: stut
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stut | → stötta | ↔ buttress — brick or stone structure built against another structure to support it |
• stut | → stötta | ↔ buttress — anything that serves to support something |
• stut | → stöd | ↔ appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc. |
• stut | → stötta | ↔ étai — Bâtiment |
stut vorm van stutten:
-
stutten (met palen stutten; schragen)
-
stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)
Conjugations for stutten:
o.t.t.
- stut
- stut
- stut
- stutten
- stutten
- stutten
o.v.t.
- stutte
- stutte
- stutte
- stutten
- stutten
- stutten
v.t.t.
- heb gestut
- hebt gestut
- heeft gestut
- hebben gestut
- hebben gestut
- hebben gestut
v.v.t.
- had gestut
- had gestut
- had gestut
- hadden gestut
- hadden gestut
- hadden gestut
o.t.t.t.
- zal stutten
- zult stutten
- zal stutten
- zullen stutten
- zullen stutten
- zullen stutten
o.v.t.t.
- zou stutten
- zou stutten
- zou stutten
- zouden stutten
- zouden stutten
- zouden stutten
en verder
- ben gestut
- bent gestut
- is gestut
- zijn gestut
- zijn gestut
- zijn gestut
diversen
- stut!
- stutt!
- gestut
- stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stutten (schoorbalken; steunen)
Vertaal Matrix voor stutten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
staggande | schoorbalken; steunen; stutten | |
stötta | schoor; schraag; steunbout | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
proppa | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | ineen duwen; onbeschoft eten; proppen; vreten |
stötta | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | |
understötta | met palen stutten; schragen; stutten | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stötta | gestut; ondersteund |