Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- strikt:
-
strikken:
- knyta; binda; fästa; bakbinda; binda fast; fjättra; knäppa; fixera; sätta fast
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor strikt (Nederlands) in het Zweeds
strikt:
-
strikt (stringent; dwingend; bindend; streng)
stringent; slagkraftig; övertygandet; slagkraftigt; bindandet-
stringent bijvoeglijk naamwoord
-
slagkraftig bijvoeglijk naamwoord
-
övertygandet bijvoeglijk naamwoord
-
slagkraftigt bijvoeglijk naamwoord
-
bindandet bijvoeglijk naamwoord
-
-
strikt (volgens de regels; streng)
efter regel-
efter regel bijvoeglijk naamwoord
-
-
strikt (streng; stringent; onvermurwbaar)
-
strikt (punctueel; stipt; precies; exact)
Vertaal Matrix voor strikt:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bindandet | bindend; dwingend; streng; strikt; stringent | |
efter regel | streng; strikt; volgens de regels | |
exakt | onvermurwbaar; streng; strikt; stringent | accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; net; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig |
punktlig | exact; precies; punctueel; stipt; strikt | conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; zorgvuldig |
punktligt | exact; precies; punctueel; stipt; strikt | conscientieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; stipt; zorgvuldig |
slagkraftig | bindend; dwingend; streng; strikt; stringent | |
slagkraftigt | bindend; dwingend; streng; strikt; stringent | |
stringent | bindend; dwingend; onvermurwbaar; streng; strikt; stringent | |
övertygandet | bindend; dwingend; streng; strikt; stringent |
Verwante woorden van "strikt":
strikt vorm van strikken:
-
strikken (in de val laten lopen)
-
strikken (knevelen; binden; vastbinden; vastmaken; knopen)
-
strikken (vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden)
Conjugations for strikken:
o.t.t.
- strik
- strikt
- strikt
- strikken
- strikken
- strikken
o.v.t.
- strikte
- strikte
- strikte
- strikten
- strikten
- strikten
v.t.t.
- heb gestrikt
- hebt gestrikt
- heeft gestrikt
- hebben gestrikt
- hebben gestrikt
- hebben gestrikt
v.v.t.
- had gestrikt
- had gestrikt
- had gestrikt
- hadden gestrikt
- hadden gestrikt
- hadden gestrikt
o.t.t.t.
- zal strikken
- zult strikken
- zal strikken
- zullen strikken
- zullen strikken
- zullen strikken
o.v.t.t.
- zou strikken
- zou strikken
- zou strikken
- zouden strikken
- zouden strikken
- zouden strikken
en verder
- ben gestrikt
- bent gestrikt
- is gestrikt
- zijn gestrikt
- zijn gestrikt
- zijn gestrikt
diversen
- strik!
- strikt!
- gestrikt
- strikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor strikken:
Verwante woorden van "strikken":
Wiktionary: strikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• strikken | → binda | ↔ binden — (transitiv) durch ein Band zusammenhalten |
• strikken | → fånga in; infånga | ↔ einfangen — ein entlaufenes Wesen wieder fangen |
• strikken | → locka; beta; agna | ↔ ködern — jemanden oder ein Tier anlocken, in eine Falle locken |
• strikken | → binda | ↔ tie — to attach or fasten with string |