Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. strengelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strengelen (Nederlands) in het Zweeds

strengelen:

strengelen werkwoord (strengel, strengelt, strengelde, strengelden, getrengeld)

  1. strengelen (ineenvlechten; vlechten)
    tvinna; spinna ihop
    • tvinna werkwoord (tvinnar, tvinnade, tvinnat)
    • spinna ihop werkwoord (spinner ihop, spann ihop, spunnit ihop)

Conjugations for strengelen:

o.t.t.
  1. strengel
  2. strengelt
  3. strengelt
  4. strengelen
  5. strengelen
  6. strengelen
o.v.t.
  1. strengelde
  2. strengelde
  3. strengelde
  4. strengelden
  5. strengelden
  6. strengelden
v.t.t.
  1. heb getrengeld
  2. hebt getrengeld
  3. heeft getrengeld
  4. hebben getrengeld
  5. hebben getrengeld
  6. hebben getrengeld
v.v.t.
  1. had getrengeld
  2. had getrengeld
  3. had getrengeld
  4. hadden getrengeld
  5. hadden getrengeld
  6. hadden getrengeld
o.t.t.t.
  1. zal strengelen
  2. zult strengelen
  3. zal strengelen
  4. zullen strengelen
  5. zullen strengelen
  6. zullen strengelen
o.v.t.t.
  1. zou strengelen
  2. zou strengelen
  3. zou strengelen
  4. zouden strengelen
  5. zouden strengelen
  6. zouden strengelen
en verder
  1. ben getrengeld
  2. bent getrengeld
  3. is getrengeld
  4. zijn getrengeld
  5. zijn getrengeld
  6. zijn getrengeld
diversen
  1. strengel!
  2. strengelt!
  3. getrengeld
  4. strengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor strengelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spinna ihop ineenvlechten; strengelen; vlechten
tvinna ineenvlechten; strengelen; vlechten