Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. strak:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strak (Nederlands) in het Zweeds

strak:

strak bijvoeglijk naamwoord

  1. strak (nauwsluitend; nauw)
    åtsmitande; knapp; tight
  2. strak (star; verstard)
    stelnad
  3. strak (vlak; effen; gelijk; )
    lugn; slätt; slät; mild; lugnt; jämnt; lent; milt
    • lugn bijvoeglijk naamwoord
    • slätt bijvoeglijk naamwoord
    • slät bijvoeglijk naamwoord
    • mild bijvoeglijk naamwoord
    • lugnt bijvoeglijk naamwoord
    • jämnt bijvoeglijk naamwoord
    • lent bijvoeglijk naamwoord
    • milt bijvoeglijk naamwoord
  4. strak (strakgespannen)
    spänd; spänt; styvt
    • spänd bijvoeglijk naamwoord
    • spänt bijvoeglijk naamwoord
    • styvt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor strak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knapp drukkertje; knobbel; knoest; knop; knopje; kwast; overhemdsknoopje; schakelaar; schakelknop
lugn vredelievendheid; vreedzaamheid; windstilte
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämnt effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit evenwichtig; in evenwicht; op rolletjes; quitte
knapp nauw; nauwsluitend; strak eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
lent effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit smeuïg
lugn effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit beheerst
lugnt effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit amicaal; bedaard; beheerst; gedeisd; gelijkmoedig; gerust; kalm; kameraadschappelijk; rustig; rustigjes; stil; vriendschappelijk
mild effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig
milt effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit amicaal; clement; goedhartig; kameraadschappelijk; mak; mild; vriendschappelijk; welwillend; zacht; zachtaardig
slät effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit gelikt; gladjanusachtig
slätt effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit glad neerliggend; op rolletjes; rimpelloos; sluik; vlakte
spänd strak; strakgespannen
spänt strak; strakgespannen gespannen; gestressd; opgejaagd
stelnad star; strak; verstard geronnen; gestold; gestremd
styvt strak; strakgespannen harkerig; houterig; stijf; stijfjes; stijve; stram; stroef
tight nauw; nauwsluitend; strak
åtsmitande nauw; nauwsluitend; strak dicht op elkaar

Verwante woorden van "strak":


Wiktionary: strak


Cross Translation:
FromToVia
strak spänd tense — showing stress or strain

Verwante vertalingen van strak