Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stokken (Nederlands) in het Zweeds
stokken:
-
stokken (blijven steken; vastlopen; haperen)
Conjugations for stokken:
o.t.t.
- stok
- stokt
- stokt
- stokken
- stokken
- stokken
o.v.t.
- stokte
- stokte
- stokte
- stokten
- stokten
- stokten
v.t.t.
- heb gestokt
- hebt gestokt
- heeft gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
- hebben gestokt
v.v.t.
- had gestokt
- had gestokt
- had gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
- hadden gestokt
o.t.t.t.
- zal stokken
- zult stokken
- zal stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
- zullen stokken
o.v.t.t.
- zou stokken
- zou stokken
- zou stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
- zouden stokken
en verder
- ben gestokt
- bent gestokt
- is gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
- zijn gestokt
diversen
- stok!
- stokt!
- gestokt
- stokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stokken (wandelstokken)
Vertaal Matrix voor stokken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kryckor | stokken; wandelstokken | krukken |
käppar | stokken; wandelstokken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
häfta | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | aanhechten; iets vastkleven; kleven; nieten; plakken; vastlijmen; vastnieten |
klibba fast | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | vastkoeken |
köra fast | blijven steken; haperen; stokken; vastlopen | klem komen; vastlopen |
Verwante woorden van "stokken":
stokken vorm van stok:
Vertaal Matrix voor stok:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
käpp | baton; staaf; staf; stang; stok | oeverriet; riet; rietstengel; rotan; rotting; staak; tuchtroede |
stav | baton; staaf; staf; stang; stok | polsstok |
stång | baton; staaf; staf; stang; stok | dwarsbalk; dwarshout; mast; paal; pastille; plak; reep; reep chocolade; spijl; staaf; stijl; tablet; tralie; tuchtroede |
Verwante woorden van "stok":
Verwante definities voor "stok":
Wiktionary: stok
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stok | → sittpinne | ↔ perch — rod used by bird |
• stok | → käpp; stav; stör | ↔ stick — long piece of wood |
• stok | → stav | ↔ stick — cylindrical piece (of chalk, wax etc) |
• stok | → käpp; spatserkäpp | ↔ walking stick — cane |
• stok | → stav; stång | ↔ bâton — Morceau de bois assez long |
• stok | → metspö; stav; stång | ↔ canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc. |