Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sterkte:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sterktes (Nederlands) in het Zweeds

sterkte:

sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de sterkte (kracht)
    styrka; kraft
    • styrka [-en] zelfstandig naamwoord
    • kraft [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de sterkte (fiksheid; dynamiek; kracht; energie; felheid)
    spänstighet; styrka; kraft
  3. de sterkte (versterkte legerplaats; citadel; kasteel; fort)
    citadell; fort
    • citadell [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fort zelfstandig naamwoord
  4. de sterkte (versterkte plaats; fort)
    befäst område

Vertaal Matrix voor sterkte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befäst område fort; sterkte; versterkte plaats
citadell citadel; fort; kasteel; sterkte; versterkte legerplaats
fort citadel; fort; kasteel; sterkte; versterkte legerplaats bastion; bolwerk; fort; onthouden; stroomversnelling; vasten
kraft dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte capaciteit; dynamiek; gespierdheid; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; kracht; stuwkracht; vermogen; voortstuwing
spänstighet dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte kranigheid
styrka dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte fermheid; flinkheid; forsheid; gedrongenheid; kracht; krachtdadigheid; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; spierkracht; stevigheid; strijdmacht; troepenmacht; vermogen; werkgroep
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fort alras; rap; snel; vlot; vlug

Verwante woorden van "sterkte":

  • sterktes

Verwante definities voor "sterkte":

  1. het krachtig of stevig zijn1
    • de sterkte van de draad1

Wiktionary: sterkte


Cross Translation:
FromToVia
sterkte spänst; styrka sinew — strength
sterkte styrka strength — quality of being strong
sterkte kraft; styrka forcefaculté naturelle d’agir vigoureusement, en particulier en parlant de l’homme et des animaux.
sterkte makt; herravälde; myndighet; kraft; förmåga; styrka puissancepouvoir d’imposer son autorité.