Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. stekje:
  2. stek:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stekje (Nederlands) in het Zweeds

stekje:

stekje [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de stekje (spruit; scheut; loot)
    skott; stickling
    • skott [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stickling [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stekje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skott loot; scheut; spruit; stekje afknallen; dwarsschot; spruitjes
stickling loot; scheut; spruit; stekje jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek

Verwante woorden van "stekje":


stek:

stek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    gömmplats
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    urklipp; stickling

Vertaal Matrix voor stek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gömmplats schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats
stickling jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek loot; scheut; spruit; stekje
urklipp jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek knipsel; knipsels; scheuten; schoten; spruiten; stekken; uitknipsel

Verwante woorden van "stek":


Wiktionary: stek


Cross Translation:
FromToVia
stek fiskevatten fishing — place for catching fish