Nederlands
Uitgebreide vertaling voor steil afhellen (Nederlands) in het Zweeds
steil afhellen:
steil afhellen werkwoord (hel steil af, helt steil af, helde steil af, helden steil af, steil afgeheld)
-
steil afhellen
Conjugations for steil afhellen:
o.t.t.
- hel steil af
- helt steil af
- helt steil af
- hellen steil af
- hellen steil af
- hellen steil af
o.v.t.
- helde steil af
- helde steil af
- helde steil af
- helden steil af
- helden steil af
- helden steil af
v.t.t.
- ben steil afgeheld
- bent steil afgeheld
- is steil afgeheld
- zijn steil afgeheld
- zijn steil afgeheld
- zijn steil afgeheld
v.v.t.
- was steil afgeheld
- was steil afgeheld
- was steil afgeheld
- waren steil afgeheld
- waren steil afgeheld
- waren steil afgeheld
o.t.t.t.
- zal steil afhellen
- zult steil afhellen
- zal steil afhellen
- zullen steil afhellen
- zullen steil afhellen
- zullen steil afhellen
o.v.t.t.
- zou steil afhellen
- zou steil afhellen
- zou steil afhellen
- zouden steil afhellen
- zouden steil afhellen
- zouden steil afhellen
diversen
- hel steil af!
- helt steil af!
- steil afgeheld
- steil afhellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor steil afhellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
störta | landing; terechtkomen; tuimelen; val; vallen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rasa | steil afhellen | donderen; fulmineren; inkalven; kelderen; ketteren; razen; robbedoezen; sterk in waarde dalen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren; woeden |
störta | steil afhellen | kelderen; naar beneden storten; neerstorten; neervallen; op de grond vallen; steil vallen; sterk in waarde dalen; stormlopen |