Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. staak:
  2. staken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor staak (Nederlands) in het Zweeds

staak:

staak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staak
    käpp; påle; stake
    • käpp [-en] zelfstandig naamwoord
    • påle [-en] zelfstandig naamwoord
    • stake [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor staak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
käpp staak baton; oeverriet; riet; rietstengel; rotan; rotting; staaf; staf; stang; stok; tuchtroede
påle staak brandstapel; mast; paal; pilaar; pool
stake staak kaarsenhouder; kaarsenstandaard; kandelaar; mast; paal

Wiktionary: staak


Cross Translation:
FromToVia
staak stör; påle stake — piece of wood

staak vorm van staken:

staken werkwoord (staak, staakt, staakte, staakten, gestaakt)

  1. staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
    upphöra; sluta; överge; ge upp
    • upphöra werkwoord (upphör, upphörde, upphört)
    • sluta werkwoord (slutar, slutade, slutat)
    • överge werkwoord (överger, övergav, övergivit)
    • ge upp werkwoord (ger upp, gav upp, givit upp)
  2. staken (in staking gaan)
    strejka; gå ut i strejk
    • strejka werkwoord (strejkar, strejkade, strejkat)
    • gå ut i strejk werkwoord (går ut i strejk, gick ut i strejk, gått ut i strejk)
  3. staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
    strejka
    • strejka werkwoord (strejkar, strejkade, strejkat)

Conjugations for staken:

o.t.t.
  1. staak
  2. staakt
  3. staakt
  4. staken
  5. staken
  6. staken
o.v.t.
  1. staakte
  2. staakte
  3. staakte
  4. staakten
  5. staakten
  6. staakten
v.t.t.
  1. heb gestaakt
  2. hebt gestaakt
  3. heeft gestaakt
  4. hebben gestaakt
  5. hebben gestaakt
  6. hebben gestaakt
v.v.t.
  1. had gestaakt
  2. had gestaakt
  3. had gestaakt
  4. hadden gestaakt
  5. hadden gestaakt
  6. hadden gestaakt
o.t.t.t.
  1. zal staken
  2. zult staken
  3. zal staken
  4. zullen staken
  5. zullen staken
  6. zullen staken
o.v.t.t.
  1. zou staken
  2. zou staken
  3. zou staken
  4. zouden staken
  5. zouden staken
  6. zouden staken
en verder
  1. ben gestaakt
  2. bent gestaakt
  3. is gestaakt
  4. zijn gestaakt
  5. zijn gestaakt
  6. zijn gestaakt
diversen
  1. staak!
  2. staakt!
  3. gestaakt
  4. stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

staken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
    strejk
    • strejk [-en] zelfstandig naamwoord
  2. het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
    stoppande

Vertaal Matrix voor staken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stoppande afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
strejk gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ge upp ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden capituleren; de brui geven aan; erop achteruitgaan; geld inleveren; opgeven; overgeven; strijd opgeven; toegeven; uitleveren; zich over geven; zich overgeven
gå ut i strejk in staking gaan; staken
sluta ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aankomen; afhaken; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; eindigen; eruitstappen; finishen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; stoppen; terechtkomen; verzeilen
strejka het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; staken; werkonderbreken
upphöra ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aflaten; belanden; geraken; ongeldig worden; ophouden; terechtkomen; verzeilen
överge ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afschaffen; afstaan; afstand doen; afzien; in de steek laten; overgeven; verlaten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ge upp brui
stoppande afsluitend; stoppend; verstoppend

Wiktionary: staken


Cross Translation:
FromToVia
staken strejka strike — to stop working to achieve better working conditions
staken anhålla; arrestera; häkta arrêter — À trier
staken fullborda; ända terminerborner, limiter.