Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spleet:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spleet (Nederlands) in het Zweeds

spleet:

spleet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spleet (tussenruimte; kloof; uitsparing; opening)
    springa; spricka; skreva; vrå
    • springa [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
    • skreva [-en] zelfstandig naamwoord
    • vrå [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spleet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skreva kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; ravijn; reet; scheur; split; uitsparing
spricka kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; breuk; coryfee; crack; gebrek; geweldenaar; kei; kiertje; krak; manco; rotsspleet; ruptuur; scheur; scheuring; zwakheid
springa kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing gleuf; kier; kiertje; opening; sleuf
vrå kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; gat; groef; hoek; hoekje; holte; inkeping; kloof; nis; opening; reet; scheur; schuilhoekje; split; uitsparing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spricka aan stukken springen; een krakend geluid maken; klieven; kloven; kraken; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten
springa draven; hard rennen; hardlopen; hollen; pezen; rennen; sjezen; snel gaan; sprinten

Verwante woorden van "spleet":


Wiktionary: spleet


Cross Translation:
FromToVia
spleet springa; spricka crack — narrow opening