Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spelletje:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spelletje (Nederlands) in het Zweeds

spelletje:

spelletje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spelletje (beurt; rondje)
    skämt; spel; bransch; runda
    • skämt [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bransch [-en] zelfstandig naamwoord
    • runda [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spelletje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bransch beurt; rondje; spelletje bedrijfstak; bedrijfstak verticaal; branche; economische sector; verticaal
runda beurt; rondje; spelletje ronden
skämt beurt; rondje; spelletje aardigheid; bak; canard; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grapjes; grappenmakerij; grol; kluchten; kwinkslag; lol; lolletje; lolletjes; mop; moppen; plezier; pretje; scherts; schertsen; schertsvertoning
spel beurt; rondje; spelletje Gambling; concours; game; matches; partij; partijtje; pot; potje; set; spel; strijd; wedstrijd; wedstrijdje
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
runda bol; bolstaand; verloop

Verwante woorden van "spelletje":

  • spelletjes