Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spel:
  2. spellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spel (Nederlands) in het Zweeds

spel:

spel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spel
    spel; lek
    • spel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • lek [-en] zelfstandig naamwoord
  2. het spel (game)
    spel
    • spel [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lek spel gedonderjaag; geravot; gestoei; marge; speelruimte; speling; stapel; stoeierij; stoeipartij
spel game; spel Gambling; beurt; concours; matches; partij; partijtje; pot; potje; rondje; set; spelletje; strijd; wedstrijd; wedstrijdje

Verwante woorden van "spel":


Verwante definities voor "spel":

  1. bezigheid met regels, vaak een wedstrijd1
    • kaarten is een spel1
  2. wat je nodig hebt voor een spel1
    • waar is het schaakspel?1

Wiktionary: spel


Cross Translation:
FromToVia
spel spel; lek game — translations to be checked
spel spel; lek game — to defeat the rules in order to obtain a result
spel spel; lek play — playful activity
spel spill; spel; lek Spiel — Tätigkeit ohne Zweck und aus Freude, Spaß an ihr selbst, unterhaltende Beschäftigung, Kurzweil, im Unterschied zur Arbeit, Freizeitbeschäftigung
spel lek; spel jeu — Divertissement, activité ludique

spel vorm van spellen:

spellen werkwoord (spel, spelt, spelde, spelden, gespeld)

  1. spellen (de letters van een woord opnoemen)
    stava; bokstavera
    • stava werkwoord (stavar, stavade, stavat)
    • bokstavera werkwoord (bokstaverar, bokstaverade, bokstaverat)

Conjugations for spellen:

o.t.t.
  1. spel
  2. spelt
  3. spelt
  4. spellen
  5. spellen
  6. spellen
o.v.t.
  1. spelde
  2. spelde
  3. spelde
  4. spelden
  5. spelden
  6. spelden
v.t.t.
  1. heb gespeld
  2. hebt gespeld
  3. heeft gespeld
  4. hebben gespeld
  5. hebben gespeld
  6. hebben gespeld
v.v.t.
  1. had gespeld
  2. had gespeld
  3. had gespeld
  4. hadden gespeld
  5. hadden gespeld
  6. hadden gespeld
o.t.t.t.
  1. zal spellen
  2. zult spellen
  3. zal spellen
  4. zullen spellen
  5. zullen spellen
  6. zullen spellen
o.v.t.t.
  1. zou spellen
  2. zou spellen
  3. zou spellen
  4. zouden spellen
  5. zouden spellen
  6. zouden spellen
en verder
  1. ben gespeld
  2. bent gespeld
  3. is gespeld
  4. zijn gespeld
  5. zijn gespeld
  6. zijn gespeld
diversen
  1. spel!
  2. spelt!
  3. gespeld
  4. spellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bokstavera de letters van een woord opnoemen; spellen
stava de letters van een woord opnoemen; spellen

Verwante woorden van "spellen":


Wiktionary: spellen


Cross Translation:
FromToVia
spellen stava spell — to write or say the letters that form a word
spellen stava spell — to compose a word
spellen stava épeler — Donner l'orthographe d'un mot, lettre par lettre et grouper les lettres par syllabes.

Verwante vertalingen van spel